In 1 Samuel 16:7b lezen we: ‘Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Eeuwige kijkt naar het hart’. In dit bekende gedeelte in Tanach lezen we over het gesprek tussen de Eeuwige en de profeet Samuel en de keuze voor een koning voor Israël. Het is een bijzondere tekst die wijst op het hart als kern van het mens-zijn: je moet niet kijken naar het uiterlijk van een mens, maar naar zijn innerlijk, zijn hart. In het vervolg van dit narratief in dit Bijbelboek worden een aantal kandidaten voor het koningschap op basis van een ongunstige hartgesteldheid afgewezen en wordt de keuze bepaald op David. Hij is de man van de goede inborst en geschikt om het volk te leiden. Tot op de dag van vandaag is hij een voorbeeld voor velen en een prototype van een goed mens; een waarlijk Mensch (een Jiddisch woord dat staat voor een integer, vriendelijk en goed mens). Het is niet voor niets dat meerdere van mijn vrienden hier in Judea zijn naam dragen. Dat dit soms tot verwarring leidt nemen we op de koop toe (welke David bedoel je?).
De vragen voor deze Blog zijn de volgende: a) Wat heeft de tekst uit 1 Samuel 16 te maken met Chanoeka?, en b) Wat heeft deze tekst te maken met de parashah van deze week? (Vayigash). Chanoeka: het hart als metafoor voor het innerlijk Chanoeka is het festival dat wij momenteel vieren en waarop Joden hun overwinning vieren in de strijd voor godsdienstvrijheid. In 165 v.Chr. begon Antiochus IV in het land Israël de Griekse cultuur op te leggen aan de Joden. Hij plaatste een standbeeld van Zeus in de tempel en verbood Joodse religieuze rituelen zoals besnijdenis en sabbat. Degenen die de joodse levenswijze in het openbaar praktiseerden, werden vervolgd. Dit was een existentiële bedreiging voor het Jodendom als religieuze beschaving. Het verhaal is bekend. Een kleine groep Joodse strijders kwam in opstand en behaalde een belangrijke overwinning. Jeruzalem werd hersteld en de Beit HaMikdash (Tempel) werd opnieuw ingewijd. Men vond in haar ruïne slechts één kruikje met pure olie, genoeg om de Menora één dag te verlichten. Maar de olie bleef wonderbaarlijk genoeg acht dagen branden. Chanoeka, wat 'her-inwijding' betekent, is het achtdaagse festival dat is ingesteld om de wonderen van die dagen te vieren: het wonder van de overwinning van een minderheid tegenover een wereldmacht, en het wonder van de olie. Ten tijde van dit Chanoeka verhaal was Griekenland de dominante macht in de regio. De Griekse cultuur (Hellenisme) verspreidde zich in rap tempo. Naast de filosofisch-culturele overheersing en pogingen minderheden in de regio hun levensfilosofie op te leggen, was deze supermacht ook economisch superieur. De Joden onder leiding van de priester Mattityahu uit Modi’in en zijn zoon Yehuda kwamen zoals gezegd in opstand en overwonnen. De Joodse cultuur en religie werden hiermee gered. Als we de historische gebeurtenis van meer dan 2000 jaar geleden onder de loep nemen, kunnen we een verband zien met de tekst uit 1 Samuel 16. De Griekse waarden en cultuur staan diametraal tegenover de joodse waarden en levensstijl. De Griekse waarden uit die tijd centreren zich rond het uiterlijke, zichtbare en economische. De kwantiteit is superieur aan de kwaliteit van het leven. De restverschijnselen zijn overduidelijk zichtbaar in onze huidige tijd. Kwantiteit is het symbool van de Grieken, gesymboliseerd in de Hebreeuwse naam voor Griekenland, Yavan, geschreven met drie evenwijdige lijnen: een kleine (small, de yud), een middelgrote (medium, de vav) en een grote (large, de final nun). Yavan schrijf je met de Hebreeuwse letters yud-vav-nun en representeren de basismaten in iedere economische transactie; small-medium-large. Spel je het Hebreeuwse woord Yavanachterstevoren, dan lezen we ‘noi’ (schoonheid). De Griekse definitie van schoonheid is tegengesteld aan de Joodse- en Torah-visie op schoonheid. De joodse levenswijze is per definitie een tegengestelde. Het Jodendom hecht veel waarde aan het innerlijk van de mens, vandaar de vaak gebruikte metafoor in Tanach van het hart. De profeet Samuel was op zoek naar een leider met een solide innerlijk, namelijk een hart dat de Eeuwige kent. Het hart is het centrum van de mens. De Bijbelkenners onder ons kennen wellicht de teksten over het hart uit de boeken Jeremia en Ezechiël: ‘Ik zal u een hart geven om mij te kennen’, en ‘Ik zal u een hart van vlees geven’. De strijd tegen de Griekse overheersing was tevens een strijd tegen de eenzijdige cultuur van het uiterlijk en het economische. Het ging om veel meer dan een verzet tegen de pogingen van de Grieken om de Joodse religieuze praktijk te ontmantelen. God eist van de joodse mens kwaliteit, dat wil zeggen zijn hart als centrum van het innerlijk. Het gereedschap om dat innerlijk vorm en rijkdom te geven is de Torah, letterlijk ‘instructies’. Het waren de Grieken van toen die pogingen deden om dit innerlijk te vernietigen. Openbare lezing van de Torah werd verboden. In onze huidige tijd zijn het weer anderen die dezelfde pogingen doen. Het ‘anders-zijn’ van de Joden is velen een steen des aanstoots. Ondanks de strijd en de pijn die daarmee gepaard gaat, blijft het Joodse volk standvastig en wordt tijdens Chanoeka wederom het licht van de kandelaar gepubliceerd. ‘Een licht zijn voor de volken’, is wat ieder joods kind in de opvoeding meekrijgt en wat de levenswijze van de Jood bepaald. Samuel vond een man met een hart van goud. Koning David is tot op de dag van vandaag een licht voor Jood en niet-Jood. Het hart van Juda De tweede vraag die wij voor deze bijdrage stelde was: Wat heeft de tekst uit 1 Samuel 16 te maken met het narratief van Josef en zijn broers in parashah Vayigash? Kort gezegd: alles. Het hele narratief dat een aantal parashot in beslag neemt gaat om de hartgesteldheid van broers, specifiek Juda. Josef werkt toe naar het moment dat Juda instaat voor zijn jongere broer Benjamin (44:33). Daarmee corrigeert Juda zijn gedrag ten tijde van het in de put gooien van Josef en diens verkoop als slaaf naar Egypte (37:24). Het betreft het grote narratief van teshuva, letterlijk ‘omkering’ in het Bijbelboek Beresjiet. De bijbelexegeet Abarbanel zegt: ‘Hiermee was de cirkel rond en was de verzoening van de zonden van de broers voltooid.’[1] Juda neemt zijn verantwoordelijkheid en staat in voor de behoeften en zorgen van de ander. ‘Alle Israëlieten staan garant voor elkaar’, is dan ook een centrale these in de joodse levenswijze. Een mens met de juiste hartgesteldheid staat in voor de ander. Rabbi Jonathan Sacks zegt hierover: ‘De hoogste prestatie is niet zelfexpressie, maar zelfbeperking: ruimte maken voor iets anders en anders dan wijzelf.’[2] Ook dit idee, zelfbeperking in plaats van zelfexpressie, is een kernaspect van de joodse levenswijze en tegengesteld aan de Grieks-filosofische nadruk op zelfexpressie. Een aanvulling Zoals gezegd legt de Griekse cultuur een overduidelijk accent op het uiterlijk en het economische. Zij is gebaseerd op een dualistische levensvisie van meer-minder, hoger-lager, superieur-inferieur (een OF-OF denken: zie eerdere blogs). Het uiterlijke is superieur. Dat neemt niet weg dat de Griekse cultuur ook een zekere innerlijke schoonheid bezit. Denk maar aan haar beroemde filosofische geschriften (Plato, Aristoteles, etc.). De joodse levensvisie is gebaseerd op een dialogische filosofie, een gedachtegoed van EN-EN (geïntegreerde diversiteit). Zij zoekt naar een balans van innerlijk en uiterlijk, van innerlijke rijkdom en een sterk economisch fundament. Vele joden getuigen van deze balans, een hart van goud en tegelijkertijd hard werken om economisch een bijdrage te leveren. De Jood is niet vies van ondernemerschap en goed geld verdienen. Het laatste wordt echter ingezet voor een hoger doel, onder andere in de vorm van gastvrijheid en tzedaka (recht doen middels liefdadigheid). [1] Tauber, Y. (2023). The Book of Genesis. (p.514). [2] Sacks, J. (2020). Judaism’s Life-Changing Ideas, number 23, p.123. Click on 'previous' or 'forward' to read more Blogs (Klik op 'vorige' of 'volgende' voor meer Blogs).
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |