Vriendschap, zo laat de wetenschap overduidelijk zien, is het fundament onder intieme duurzame relaties. Ook in het huwelijk is vriendschap van essentieel belang voor de kwaliteit van de intimiteit, dat wil zeggen: aanraking en seksualiteit. Professor Soble, zo hebben wij in onze boeken beschreven, spreekt van een intimiteit-meetlat.[1] Voorgesteld als een meetlat van een meter, is metaforisch uitgedrukt, zo’n 70cm voor vriendschap, 20cm voor de aanraking en 10cm voor de seksualiteit. De kwaliteit van laatstgenoemde hangt nauw samen met de kwaliteit van vriendschap waar vertrouwen, veiligheid, elkaar kennen, humor, respect, verdraagzaamheid en grenzen de kernaspecten zijn. Kortom: vriendschap is voor de kwaliteit van leven van groot belang en vormt het hart van de sociale cohesie van een samenleving. Alle moderne wetenschappelijke boeken over het thema ‘relatiekwaliteit’ onderschrijven haar belang en het merendeel van de grote denkers uit de geschiedenis, denk aan Aristoteles, Descartes, Kierkegaard en Fromm, hebben erover geschreven.
Ook de Torah hecht veel waarde aan vriendschap. Twee termen komen veel voor, re’a en ach. Zij verwijzen naar de vriendschap tussen Joden. De eerstgenoemde term (re’a) is een begrip dat wordt gebruikt voor de vriendschap tussen mensen in het algemeen en het tweede begrip (ach) refereert naar biologische vriendschap en familie. Zo wordt het begrip re’a gebruikt binnen de civiele wetgeving, bijvoorbeeld in Sjemot (Exodus) 20:14 of Devariem (Deuteronomium) 19:14. De Torah gebruikt hier een meer algemene term om aan te geven dat iedere mens geacht wordt respect op te brengen voor de rechten, persoonlijke levenssfeer en bezittingen van de (joodse) medemens. Het is de context van broederschap dat de Torah het begrip ach prefereert boven het begrip re’a. Waarom is dit? Het begrip re’a verwijst immers toch naar een algemene vorm van vriendschap? Het antwoord op deze vraag, ligt besloten in de wijze waarop het Jodendom de waarde van interpersoonlijke relaties beschouwt. Joden onderling zijn meer dan buren, mensen die in een land samenwonen of degenen die elkaars rechten en persoonlijke levenssfeer beschermen. Men wordt geacht een grote familie te zijn. Men wordt geacht, net zoals binnen biologische relaties, in nauwe verbondenheid met elkaar om te gaan. Men is een grote familie. Voor wie in Israël woont en leeft en de joodse levenswijze serieus neemt, is dit idee vanzelfsprekend en zijn de gevoelens die hiermee gepaard gaan het resultaat van een sterke mate van familiegevoel, dat wil zeggen: hecht en warm. In Parashah Bahar, de wekelijkse lezing uit de Torah, lezen we: ‘Wanneer in je kring je broeder verarmt en zijn bestaan aan het wankelen raakt, dan moet je hem steunen.’ (Vajikra/ Leviticus 25:35). In deze tekst wordt het woordje ach gebruikt. Ook in Vajikra 25:25 en 25:39 wordt dit Hebreeuwse woord gebruikt. Als er alleen een beroep wordt gedaan op onze nabijheid of kennissenkring zal dat ons niet aanzetten tot het doen van wat echt nodig is. Het woordje ach reikt verder dan dat. Zij verwijst zoals gezegd naar hechte sociale betrokkenheid, zoals in familiale verbanden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het woordje ach ook wordt gebruikt als in de Torah wordt gesproken over tzedakah, de liefdadigheid voor de naasten die behoeftig zijn.[2] Rabbi Joseph B. Soloveitchik bespreekt in zijn boek Vision and Leadership het belang van hechte sociale betrokkenheid: ‘Als naastenliefde thuis begint, dan zou ons kerngezin meer broers en zussen moeten omvatten.’[3] Hij verwijst hier naar een grondbeginsel in het Jodendom, namelijk dat men een grote familie is. Het gebruik van het woordje ach in de parashah van de week wijst dus op meer dan een vorm van algemene sociale betrokkenheid, zoals we kennen uit het civiele recht waar men verwacht wordt de rechten, de levenssfeer en de bezittingen van de ander te beschermen. Zij verwijst naar het belang van hechte vriendschap tussen mensen, zoals wij dat kennen in familiale verbanden. Het is dan ook niet zo vreemd dat wij in Israël bij een ontmoeting en de onderlinge omgang het woordje ach gebruiken. We zeggen dan: ‘shalom achi, hoe gaat het me je?’ of ‘kan ik wat voor je doen achi?. Of als de ander iets voor je doet of betekent heeft; ‘dank je wel achi!’ Dit woordgebruik is gebaseerd op hechte sociale verbanden die voortdurend een liefdevolle omgang met elkaar uitdrukken. Het vertrekpunt zijn de uitingen van liefdevolle goedheid, datgene wat wij gemilut chasadim noemen. Binnen de joodse levenswandel wordt ieder mens opgeroepen een ba’al chesed, een liefdevol persoon, te zijn. Het gebruik van het woordje ach verwijst naar deze levenshouding. [1] Zie: www.mokum-publishers.com [2] Tzedakah, liefdadigheid, is gebaseerd op de principes van rechtvaardigheid, dat wil zeggen: recht doen aan het welzijn en de behoeften van de medemens. Tzedakah is een van de kernprincipes van de joodse levenswandel. [3] P. 155. Click on 'previous' to read more Blogs (Klik op 'vorige' voor meer Blogs).
0 Comments
Your comment will be posted after it is approved.
Leave a Reply. |