Parashah Sjemot, letterlijk ‘Namen’, is de eerste parashah van het Bijbelboek Sjemot, beter bekend onder de naam Exodus. Dit tweede Bijbelboek van de Tora vertelt het verhaal van de geboorte van een natie.
In Sjemot wordt Mozes geïntroduceerd. Hij is degene die door God wordt uitverkoren om Zijn volk uit Egypte naar de berg Sinaï te leiden en het Beloofde Land. Opvallend is dat de Tora ons niet vertelt waarom nu juist Mozes wordt gekozen om dit immense karwei op zich te nemen. Een oud-joods commentaar [Midrash] probeert deze leemte op te vullen en zegt het volgende: ‘Een klein lammetje vluchtte weg in de Sinaï-woestijn. Mozes, die de kudde van zijn schoonvader Jethro hoedde, volgde het lammetje zodat hij het terug kon brengen naar de kudde. Hij zag het beestje uit een beekje drinken en besefte dat het alleen maar dorst had gehad. Hij merkte op: 'Ik wist niet dat je het hele eind hebt gerend omdat je dorst had. Je zult wel moe zijn.' hij tilde het lam op zijn schouder en droeg het terug naar de kudde. Daarop zei God: 'Jij die met zoveel compassie de schapen hoedt, zult een goede (letterlijk: meelevende) leider zijn voor mijn kudde, Israël.’[1] Sommige lezers zullen dit verhaal als parabel kennen uit het Christelijke Bijbelboek Lucas 15:4. In de Tora wordt de metafoor van de herder gebruikt om een leider aan te duiden. In Bemidbar 27:16-17 (Numeri) lezen we: ‘Laat de Eeuwige de God die de geest van alle levende wezens kent een man aanstellen over de gemeente, die hen voorgaat bij het uitgaan en binnenkomen, die hen leidt bij weggaan en thuiskomen, zodat de gemeenschap van de Eeuwige niet zal zijn als schapen die geen herder hebben.’ Deze metafoor sluit goed aan bij de pastorale samenleving van het oude Israël, waar het hoeden van dieren het primaire middel van bestaan van rondtrekkende nomaden was. Ook in Ezechiël 34 wordt de metafoor aangehaald. Toen de toenmalige leiders het volk niet hielpen, maar zichzelf verrijkten ten koste van hen, riep de profeet Ezechiël uit: ‘Wee de herders van Israël die zichzelf hebben verzorgd [en hun kudde niet hebben verzorgd]. Zullen niet de herders [de leiders] de schapen [de mensen] weiden?’ De profeet Ezechiël profeteerde tegen de leiders van Israël om hen te wijzen op hun kerntaak, dat is: dienstbaar en compassievol leiderschap. In lijn met de tekst uit Ezechiël werd Mozes volgens de Midrash als leider gekozen vanwege zijn compassie en zorg voor de schapen toen hij als herder voor Jethro werkte. Deze commentaren beschrijven het profiel van een dienende leider, dat wil zeggen iemand die zijn volk met groot medeleven en tederheid behandelt. Dit profiel sluit naadloos aan bij moderne theorieën over leiderschap. In Herstellen Doe Je Samen beschreven wij haar twee fundamentele bouwstenen: dienend leiderschap en incompleet leiderschap.[2] Over dienend leiderschap zegt Rabbi Jonathan Sacks: ‘Leiden is dienen. Hoe groter je succes, hoe harder je moet werken om te onthouden dat je er bent om anderen te dienen; ze zijn er niet om jou te dienen.’ De Eeuwige liet Zijn keuze op Mozes vallen vanwege zijn kwaliteiten als dienend leider. Compassie is kern. In een van de volgende blogs zullen we laten zien dat hij ook voldoet aan de tweede fundamentele bouwsteen, incompleet leiderschap. Zelfs Mozes kan de opdracht niet alleen volbrengen. Hij heeft anderen nodig om mee samen te werken. [1] Exodus Rabbah, 2:2 [2] Kloens, G.J. & Kloens, G.L.E. (2022). Herstellen Doe Je Samen. Mokum (pp. 80-84). Click on 'previous' or 'forward' to read more Blogs (Klik op 'vorige' of 'volgende' voor meer Blogs).
0 Comments
|